Westerholt
Op deze pagina vindt u
informatie over Westerholt.
Ligging | Eén van de vele stadshavesathen in Vollenhove. |
Ontstaan | Rond 1649 werd de havesate al genoemd. |
Geschiedenis |
Voor Westerholt zaten in de ridderschap (paginanrs. uit Van Doorninck,
Geslachtkundige aantekeningen): |
Bewoners |
Westerholt was een
havezate op de hoek Bentstraat / Groenestraat aan de zuidzijde van wat
nu de Canneveltstraat heet met de oostelijke zijgevel aan de Bentstraat.
Er tegenover lag de havezate Benthuis. Het is één van de oudste
havezaten, opgericht door een borgman van de bisschop (verdediger van
het kasteel Oldehuis). Het terrein liep tot aan de Bentpoort, die in
1559 deel ging uitmaken van het goed - met onderhoud als tegenprestatie.
Van de havezate, afgebroken in 1849, is alleen het hek terug te vinden,
dat nu de toegang vormt in de Groenestraat naar de oprijlaan naar
Oldruitenborgh. De naam leeft voort in de straatnaam Westerholtstraat,
die is aangelegd op het voormalige havezateterrein. Het geslacht Westerholt is afkomstig van het landgoed Westerholt bij de gelijknamige plaats, bij Herten / Recklinghausen in Duitsland en had lange tijd goederen en belangen in en om Vollenhove. Men leverde zelfs twee drosten, tevens rentmeester, aan Vollenhove. Borchard van Westerholt was drost van van Vollenhove van 1521 tot aan zijn overlijden op 17 december 1540, en is begraven te Vollenhove (zijn zerk is nog in de Grote Kerk). Onder Borchard van Westerholt werd het binnenplein van het slot Oldehuis en het gedeelte daaromheen aanzienlijk gemoderniseerd. Van Westerholt, een Westfaalse edelman, verwierf zich een plaats binnen de Vollenhoofse ridderschap door zijn huwelijk in 1513 met de rijke erfdochter Roelofje de Vos van Steenwijk. Hij resideerde op het slot. Vervolgens was Herman van Westerholt drost van 1541 - 1551 of 1552. In 1551 verklaarde de drost Herman van Westerholt, dat juffer Roloff (Rudolpha) de Vos (van Steenwijk), weduwe van Borchard van Westerholt, aan de Cellebroeders te Kampen heeft verkocht 10 gouden gulden 5 jaars uit land en goed in de buurschap Wendele, karspel Vollenhove. In 1551 confisceerde hij als drost van Vollenhove in Giethoorn de goederen van Jacob Wichersen, die ervan verdacht werd herdoopt te zijn. Toen Herman van Westerholt niet bereid was het verzoek van de ketter om teruggave van zijn goederen in te willigen, nam deze wraak door de schuren en korenmijten van de drost in brand te steken en zijn weidende ossen te doden. Kort daarop werd de drost, door de landvoogdes ontslagen, onder meer beschuldigd van toegeeflijkheid tegenover de zogenaamde moordbranders. Na Herman lijkt diens opvolger, de Erentfesten Johan Sloet, drost van het land van Vollenhove, gebruiker van het goed, in ieder geval van de oude Bentpoort. Op 2 september 1559 sluiten Burgemeesteren, Schepenen en Raad met toestemming van de gezworen meente met hem een "treckelijke" (overeenkomst) betreffende het gebruik van de stadspoort, genaamd de Bentpoort. In ruil voor onderhoud mag deze door hem en zijn nakomelingen worden gebruikt. De poort bevindt zich in de andere uithoek van het terrein van Westerholt, zie ook de kaart van Blaeu uit 1649. In 1639 werd in de Ridderschap verschreven Willem Jurrien van den Boetselaer. Bij de verschrijving van zijn zoon Joachim tot Westerholt in 1649 wordt voor het eerst de naam van de havezate Westerholt genoemd. Deze verzocht in 1664 ontslag van de eed en vertrok naar Drenthe. Roelof Frederik van Isselmuden, zoon van Johan en Agnes van Essen, werd in 1667 van Westerholt verschreven en overleed december 1672. Zijn zuster Maria Evermoet huwde Herman van Voorst, die zij Westerholt aanbracht en hij werd er in 1680 van verschreven. Burgermeester en Schepenen en Raad gaven 2 mei 1696 aan de overste van een regiment infanterie Herman van Voorst toe Hagenvoorde en vrouw Maria Evermoet van Isselmuden, echtelieden, in eigendom hun stadspoort, genaamd de Bentpoort, staande bij de huize Westerholt, zoals door hen tegenwoordig werd bezeten onder voorwaarde, dat zij en hun nazaten deze poort behoorlijk onderhielden, zodat zij niet kwam te vervallen. Herman van Voorst overleed kinderloos als heer van de Hagenvoorde 24 mei 1698. Haar behoorde de halve havezate Westerholt toen zij overleed in 1698. Het huis werd daarna bewoond door haar zuster, tot deze in 1718 naar Zwolle vertrok. Door de erven van T. A. van Voorst werd de havezate op 31 januari 1715 overgedragen aan Adriaan Sloet tot Westerborgh en zijn vrouw Margaretha Elberta van Hattem. In 1715 droeg Rudolf Jordens aan A. Sloet tot Westerborgh een kamp zaailand over buiten de Bentpoort te Vollenhove. Jan Adriaan Sloet nam op 30 augustus van dat jaar Westerholt over van zijn ouders Adriaan Sloet en Margaretha. Hij werd in 1717 van de havezate verschreven en is kinderloos overleden in 1750. Blijkens een hekeldicht uit die tijd over de onderlinge verdeling van allerlei baantjes door de Vollenhoofse adel, bleek dat hij nogal wat te verteren had. Uit de administratie van de eenmalige heffing van het familiehoofdgeld in 1750, geheven op het inkomen', wat naam of natuur die ook sou mogen wesen', blijkt hij na de drost in Vollenhove het grootste inkomen te hebben: f 3000 (driemaal zoveel als de gemiddelde jonkheer, en vijfmaal zoveel als de gemiddelde 'rijke' burger). Omstreeks 1748 woonden volgens de volkstelling van toen in het huis J. A. Baron Sloet tot Westerholt met zijn echtgenote Johanna Margareta Baronesse Sloet tot Lindenhorst met een huishoudster, 3 meiden en 3 knechten. De 'huyshoudersche juffrouw' heette Antonetta Nelissen, de 3 meiden waren Catrina, Dirkjen Dirksen, en Janna Ullegraafs. De 3 knechten waren Berend Kotlenberg, Gerrit Jan Groneveld en Michiel.
De volgende
eigenaar is Volkier Sloet, die zich dan ook 'tot Westerholt' noemt. Door vererving
kwam Westerholt aan de zoon van broer Wolter Hermen, genaamd Jan Adriaan
Joost Sloet. Schilderijen van hem en zijn echtgenote W. A. E. E. van
Heeckeren tot Nettelhorst bevinden zich in het museum te Zwolle,
geschilderd door G. J. Palthe in 1740. Bij de provisionele
boedelscheiding van hem en zijn vrouw in 1769 werd aan hun zoon Robbert
Adolph Borchard Jan Sloet toegedeeld de riddermatige havezate Westerholt
met de camp, alsmede het Campererve, Rentingserve, het erve Koolhof,
Francenkamp, Peter Bousplaatsje, 7 gien uiterdijk, de bossen op het
Heetveld, Jan Visserscamp en Roelof Pyterscamp. Robbert A. B. J. werd
verschreven van Westerholt in 1772. In 1952 werd zuidwaarts aan de rand van het voormalige havezateterrein de straat Doeveslag aangelegd (genoemd naar de doeveslag in de Bentpoort). |
Huidige doeleinden | - |
Toegankelijk | - |
Foto's | |
Bronnen | Tekst: Henk van Heerde en mr. Caspar van Heel, provinciaal archiefinspecteur. |
Zie ook http://kastelen.startpagina.nl!